top of page

Meer autobiografisch werk (periode 1946-1960)

bio_meer_autobiografisch_werk_clip_image

Van bakker tot schrijver. Aan de oven (ca. 1932) (foto G. Gyselynck, verz. P.T.)

Midden in de oorlog werden twee novellen die reeds voorheen in bundels waren verschenen apart uitgegeven. In 1943 Jantje Verdure uit Dorpsgeheimen I (1904) en in 1944 Het leven en de dood in den ast uit Werkmenschen (1926). Van Het leven en de dood in den ast volgden nog een 35-tal herdrukken, waarvan talrijke schooluitgaven met hulpboekje.

​

In het jaar dat Stijn Streuvels 75 werd verscheen Avelghem (1946), het tweede deel van zijn autobiografische trilogie. In dit boek doet hij het verhaal van hoe hij zich van bakker opwerkte tot een van de meest gelezen auteurs in de Nederlanden.

​

Twee jaar later, in 1948, werd  Beroering over het dorp uitgegeven, een herwerking van zijn lijvige roman Dorpslucht (1914). Na een lange onderbreking volgden in 1951 Ingoyghem I en nog 5 jaar later Ingoyghem II (1957). Volgens een notitie die in het Lijsternest werd aangetroffen, zou Streuvels in het najaar van 1959 gewerkt hebben aan Ingoyghem III. Van het handschrift is echter in het Lijsternest nooit een spoor gevonden. De twee verschenen delen samen vormen dan ook met Heule (1942) en Avelghem (1946) het, voorlopig?, sluitstuk van zijn autobiografische trilogie.

​

Op 16 mei 1954 hield hij te Brugge een lezing onder de titel Hoe ik Brugge gezien en beleefd heb.

​

In het voorjaar van 1959 begon de achtentachtigjarige Streuvels nog de redactie van Kroniek van de familie Gezelle (1969), een semi-autobiografisch boek waarin hij de families Gezelle en Lateur met hun respectieve ‘hebbelijkheden’ te kijk zette. Streuvels beriep zich op die familiale ‘hebbelijkheden’ om het eigen, bij momenten erg eigenzinnige gedrag, enigszins te verklaren en te verontschuldigen.

bottom of page