Een vreemde dag. Stijn Streuvels’ ‘De blijde dag’.
onder redactie van Marcel De Smedt
Jaarboek 25 van het Stijn Streuvelsgenootschap 2019.
Kortrijk: Stijn Streuvelsgenootschap, 2019. - 277 p.
Cercle litteraire
Het ’kasteel’, later het ‘Institut Saint Jean Berchmans’, waar Frank Lateur school liep (gravure, foto verzameling P.T.)
Het volgende schooljaar (1884‑1885) studeerde Frank verder aan het Sint‑Jan Berchmansinstituut in Avelgem. Hij behaalde echter geen goede uitslagen meer, integendeel, hij eindigde achterin. Het daaropvolgende schooljaar 1885‑1886 werd helemaal een debacle, in de uitslagen wordt hij zelfs niet meer vermeld. Waarschijnlijk heeft hij het einde van het schooljaar niet gehaald. Wat de reden was van de mislukking, is onduidelijk gebleven. Dat hij het er moeilijk had met de geldende opvoedingsmethoden van de leraars en surveillanten heeft Streuvels later nooit onder stoelen noch banken gestoken.
‘Het komt me voor dat er aan mijn laatste studentenjaar niets anders tenzij onplezierige en onaangename herinneringen vast zijn ‑ dingen en toestanden die gemaakt hebben dat ik zonder spijt en eerder met een gevoel van ontlasting, op eigen aandringen, het studeren heb opgegeven, blij de kostschool te mogen verlaten.’ (in: Avelghem)
​
Maar helemaal negatief is de balans zeker niet geweest. In zijn laatste schooljaar trof Frank een leraar met wie hij goed kon opschieten. Die priester-leraar, Gustaaf Bouquet liet op 20 maart 1886 een door Frank geschreven kerstverhaal in het ‘Livre d'Or’ optekenen. Wat daarin opgenomen was, werd voorgelezen in de ‘Cercle Littéraire’. Deze elitaire kring was samengesteld uit leraren en leerlingen uit de twee hoogste klassen van het instituut. Het kerstverhaal werd er besproken, gekeurd en goed bevonden. Als erkenning werd Frank, die nog behoorde tot de lagere derde klas, als eerste uitzondering, met ‘buitengewone onderscheiding’ toegelaten tot het geleerde corps. Een rechtstreeks gevolg van deze erkenning was zijn aanstelling tot bibliothecaris van de schoolbibliotheek.
​
‘Een aantrekkelijker functie had ik mij niet kunnen uitdenken; die eretitel stelde mij ineens buiten en boven de rang der gewone leerlingen. Met boeken omgaan maakte 't toppunt uit van mijn geluk ‑ mijn grootste liefhebberij.’ (in: Avelghem)
​
Aangemoedigd door het succes in de Cercle Littéraire begon hij voor eigen plezier verhalen te schrijven die hij optekende in zijn privé ‘Cahier de Narrations’. De leeswoede kreeg hem te pakken: ‘Maar het meeste genot had ikzelf aan de boeken ‑ mijn eigen leeslust voldoen, alle boeken mogen doorsnuffelen, keuren, uitkiezen. Voor de leerlingen zocht ik 't geen boeiend was, voor mezelf echter greep ik naar 't geen mijn weetgierigheid kon voldoen ‑ dingen die veelal boven mijn begrip lagen.’ (in: Avelghem). In die tijd stuurde hij een eigen bewerking van het vertelsel ‘Smedtje Viole’ (dat hij van zijn moeder had gehoord) naar zijn oom Guido. Gezelle antwoordde met een kaartje: ‘Lieve Ville [petekind], Uw vertelsel van Smedtje Viole smaakt naar den trog, om nog!’
​
De waardering die hij van leraar Bouquet kreeg en het kaartje dat hij van Guido Gezelle ontving zijn ongetwijfeld voor Frank van grote betekenis geweest.
​
‘Die eerste officiële aanmoediging is echter nog vele jaren zonder uitwerksel gebleven en... in de trog ondergedoken en totaal vergeten gerocht. Er moesten nog jaren over heengaan eer dat zaadje zou ontkiemen en als plantje aan 't daglicht komen.’ (in: Avelghem)