Een vreemde dag. Stijn Streuvels’ ‘De blijde dag’.
onder redactie van Marcel De Smedt
Jaarboek 25 van het Stijn Streuvelsgenootschap 2019.
Kortrijk: Stijn Streuvelsgenootschap, 2019. - 277 p.
Bakkersjongen
Frank Lateur als jonge bakker (ca. 1889). (foto PCB-Brugge)
De schoolvakanties werden iedere keer weer thuis in Heule doorgebracht:
‘Die dagen versleten we meest met ravotten naar boerenhoven bij makkers uit de kostschool ‑ kwestie van appels en peren, spelen op de hooidilt[zoldering (dikwijls boven de stallen) waar hooi werd opgestapeld] en meerijden met de kar naar 't veld’ (in: Avelghem).
De studieresultaten die Frank aan het Sint-Jan Berchmansinstituut behaalde, konden bezwaarlijk goed worden genoemd. In 1886 werd dan ook beslist hem niet langer naar school te sturen.
‘Wat kan een jongen van 14 jaar uit zichzelf een besluit nemen over de richting van zijn verder leven? Hoe kan hij weten waartoe hij bestemd is en wat hem bij de keus van een of ander vak in de wereld te wachten staat en er zijn geluk zal in vinden? Hij neemt integendeel geredelijk aan wat hem voorgeschoteld wordt, of 't geen de omstandigheden meebrengen.’ (in: Avelghem)
In afwachting dat er een plaats als leerjongen zou worden gevonden, ging hij terug bij de nonkels in Avelgem inwonen. Hij kon
‘Vlaams lezen en schrijven, een samentelling maken en een beetje Frans ‑ in onze kring gold zulks als voldoende voor een burgersjongen ‑ ikzelf stelde niet eens de vraag; er was het volledig vertrouwen en de onderdanigheid aan de besluiten der ouders.’ (in: Avelghem)
Het besluit van de ouders stond vast: Frank zou bakker worden met de bedoeling later de opvolger te worden van de nonkels Sarel en Fik in Avelgem. Tijdens een korte leerperiode bij de ooms bleek dat zij niet de ideale leermeesters waren en al spoedig (eind 1886) kwam hij als leerjongen terecht bij bakker Adolf Vandendriessche in de Kortrijkse Papestraat. Het leven was er echter oninteressant en bijzonder hard. Hij miste er de intimiteit van de gezellige huiskring en bovendien was het ‘wijf’ van Vandendriessche een ‘proetebeze’ (zeer zuinig mensje). Hij wilde er weg en gelukkig kwam ‘als een mirakel uit de hemel’ onvoorzien een oplossing toen Vandendriessche hem in een cholerieke bui met een hakbijl bedreigde. Hij moest niet meer naar de Papestraat terug en zo belandde hij weer in Heule. De vrijheid was echter van korte duur want snel kwam moeder tot een akkoord met Jan Verdure, een buurman die aan de overkant van het Heulse dorpsplein een bakkerij openhield. Frank kon er voorlopig aan de slag als leerjongen en hij zou er naar eigen zeggen een goede, ‘draaglijke’ tijd beleven. (Aan Jantje Verdure zal Stijn Streuvels later (in 1903) een van zijn mooiste novellen wijden.)