top of page

Willem Putman (ook onder pseudoniem Jean du Parc)

bio_willem_putman_clip_image002.jpg

Willem Putman, Vader en ik (1933), autobiografisch getinte roman.

Willem Putman werd te Waregem (West-Vlaanderen) geboren op 7 juni 1900. Hij overleed te Brugge op 3 sept. 1954. Hij was de zoon van de schrijver en uitgever van toneelstukken Palmer Putman (van Stijn Streuvels gaf hij Grootmoederje (1922) uit). Hij was beambte bij het ministerie van Justitie (1922–1926), daarna inspecteur van de openbare bibliotheken in de provincie West-Vlaanderen (1926–1944). Na WO II werd Putman wegens collaboratie gevangen gezet. Onder de schuilnaam ‘Halewijn’ had hij zijn medewerking verleend aan het collaboratieblad Leieland. Later werkte hij als  freelance journalist voor diverse dag- en weekbladen. Met zijn goed gebouwde, vlot gedialogeerde toneelstukken, die mede wegens hun scenische kracht veel werden gespeeld, en zijn levendige toneelkritieken droeg hij in aanzienlijke mate bij tot de toneelvernieuwing tussen 1920 en 1930. Met De doode rat (1925) en Looping the loop (1925) nam hij deel aan het experimenteel expressionisme. Sinds het begin van de jaren dertig was hij tevens als romancier bedrijvig. De voor zijn toneel kenmerkende vlotheid en gevoeligheid maakten weldra ook het succes van zijn romans uit, vooral van de onder de schuilnaam Jean du Parc met Christine Lafontaine (1947) opgezette reeks bonte intrigeromans, waarin meestal een vrouwenfiguur centraal is gesteld.

Stijn Streuvels voelde heel wat sympathie voor de onbezonnen ‘bon-vivant’ die Putman was maar hij ergerde zich ook aan zijn gedrag, o.a. zijn houding tijdens de oorlog en omwille van zijn drankzucht.

WERK: (o.a.): Toneel: Vijf eenakters (1919), Het oordeel van Olga (1920), Mama's kind (1923), Marietje Hemelzoet (1923), Jeugd (1923), Van twee Coninxkinderen (1927), 't Verloren paradijs (1928), Miranda (1930,  Negentien jaar (1939), Peter en Adinda (1941), Het guldensporenspel (1952). – Toneelkritiek: Tooneelgroei (1927), Het tooneel na Ibsen (1936), Tooneeldagboek (1938). – Romans: Vader en ik (1933) (2de druk onder de titel Appassionata, onder pseudoniem Jean du Parc, 1954), Pruiken (1935) (2de druk onder de titel De man achter de schermen, idem, 1948). Onder pseudoniem Jean du Parc: Marilou (1948), Mevrouw Pilatus (1949), Wij zijn geen heiligen (1950), De hemel boven het moeras (1950), Jeanne d'Arc (1950), Paula van Berkenrode (1952), De nacht van Nadine (1954), Mijn tweede leven (1954), Wat nu, Marilou? (1955).

(cf.: Encarta® - Encyclopedie - Winkler Prins © 1993-2002 Microsoft Corporation/Het Spectrum).

bottom of page