Een vreemde dag. Stijn Streuvels’ ‘De blijde dag’.
onder redactie van Marcel De Smedt
Jaarboek 25 van het Stijn Streuvelsgenootschap 2019.
Kortrijk: Stijn Streuvelsgenootschap, 2019. - 277 p.
Levensbloesem (1937)
Anna de Meyere, het meisje dat model stond voor Lieveke Glabeke in Levensbloesem. De foto werd genomen door Stijn Streuvels. (foto PBC-Brugge).
In 1933 volgde de toen tweeënzestigjarige Streuvels van nabij de voorbereiding en de opvoeringen van het Passiespel dat in Tiegem werd opgevoerd. De omgang met de acteurs en figuranten, allemaal inwoners van Tiegem en omgeving, inspireerde hem tot het schrijven van een nieuwe - zijn laatste grote - roman. Het was in die tijd dat hij te horen kreeg hoe op het dorp de dochter van een onbemiddelde alleenstaande moeder, via een erkenning door het ‘Fonds der meest begaafden’, hogere studies kon beginnen. Zij vat de studies succesvol aan, maar moet na een jaar bij het ‘Fonds der meest begaafden’ plaats ruimen voor een dochter van niet onbemiddelde maar door de lokale overheid geprivilegieerde ouders. Die historie stootte Streuvels tegen de borst en hij wijdde er een roman aan.
Ook dit nieuwe boek wordt overheerst door de thematiek van het fatum. Lieveke Glabeke, het hoofdpersonage, wordt na haar studies lerares in het dorp maar moet aan het einde van de roman plaats ruimen voor de dochter van de plaatselijke brouwer. Zij huwt met een arme half gestoorde drommel en komt weer terecht waar zij vertrokken was: in de armoe van de lagere klasse.
Het fatalisme in Levensbloesem is echter minder uitgesproken dan in het vroegere werk. Is Streuvels door het leven gelouterd? Er is een sprankel hoop: de pastoor die Lieveke en Fiel trouwt, zegt: ‘’t Geen u zelf ontzegd werd, zullen of zal één uwer kinderen later kunnen volbrengen”. André Demedts voegt daar in zijn biografie Stijn Streuvels, een terugblik op leven en werk (p. 287) aan toe:
‘In die beschouwing ligt de waarheid die Streuvels door te leven geleerd had en hij zal ze herhalen in Kroniek van de familie Gezelle. Wij krijgen veel op de wereld, maar wij hadden meer en iets anders verlangd. Dulden, in opstand komen, het verandert niets aan de feitelijkheid der dingen. Laten wij ‘voortdoen’ met wat wij hebben. Wij kunnen geen ijzer breken met onze blote handen, wij kunnen het lot niet dwingen.’