Een vreemde dag. Stijn Streuvels’ ‘De blijde dag’.
onder redactie van Marcel De Smedt
Jaarboek 25 van het Stijn Streuvelsgenootschap 2019.
Kortrijk: Stijn Streuvelsgenootschap, 2019. - 277 p.
Caesar Gezelle (1875-1939)
Caesar Gezelle, ca. 1890 (foto PBC-Brugge).
Caesar Gezelle was een zoon van de broer van Frank Lateurs’ moeder, de Brugse vuurwerkmaker Romain Gezelle. Frank en Caesar kenden elkaar van in hun jeugd. Caesar kwam geregeld naar Kortrijk bij oom Guido Gezelle met vakantie, maar daar hij daar als jonge snaak moest ‘stil zitten’ logeerde hij meestal in het nabije Heule bij de Lateurs. Caesar werd diocesaan priester. Hij haalde aan de Katholieke Universiteit te Leuven de graad van kandidaat in de Letteren en Wijsbegeerte. Tot priester gewijd in 1899 werd hij in 1900 aangesteld tot leraar Duits en Engels aan het Kortrijkse Sint-Amandscollege. In 1913 werd hij onderpastoor te Ieper. In november 1914 vluchtte hij weg uit het belegerde Ieper en trok naar Versailles (F) waar hij aan het ‘Petit Séminaire’ opnieuw leraar werd. Na de oorlog werd hij onderpastoor te Roesbrugge. In 1921 werd hij weer leraar en doceerde deze keer godsdienst aan een Rijksschool te Ieper. Te Ieper werd hij getroffen door een ongeneeslijke ziekte (ziekte van Parkinson). In 1933 werd hij gepensioneerd en ging hij te Moorsele wonen waar hij in het ‘Frans Klooster’ (nu Sint-Jozefrusthuis) nog wat pastorale dienst deed. Totaal vereenzaamd overleed hij te Moorsele op 11 februari 1939. Zijn leven lang had Caesar Gezelle zijn Vlaamsgezindheid niet onder stoelen of banken gestoken.
​
In de periode toen Caesar aan het Sint-Lodewijkscollege te Brugge student poësis was onstond een drukke briefwisseling met Frank Lateur. Literaire indrukken en eigen poëtisch werk en prozastukjes werden ter beoordeling uitgewisseld. In Kroniek van de familie Gezelle (1960) wijdde Streuvels enkele bladzijden (p. 55 e.v.) aan de vriendschapbanden die hij vele jaren met zijn neef onderhield. De relatie eindigde echter in disharmonie. Om niet opgehelderde redenen verbrak Caesar het contact. In de zomer van 1916 was de breuk definitief. De twee vrienden zouden elkaar niet meer terugzien. Daarover zegt Luc Schepens in Kroniek van Stijn Streuvels (p. 17): ‘Caesar zal zich [na lezing van het vroegste werk van Frank] blijven verzetten tegen het realisme van Streuvels, (…). Het zal één van de oorzaken zijn van de geleidelijke vervreemding van beide vrienden en hun definitieve breuk.’
​
Caesar Gezelle schreef gedichten en proza. Als dichter was hij niet gespeend van Gezelliaanse invloed. Kwalitatief bleef zijn werk echter ver beneden dat van zijn vermaarde oom. Ook als prozaschrijver behaalde hij op ver na niet het niveau van zijn neef. Het drukte hem steeds maar weer met hen vergeleken te worden. Uiteindelijk voelde hij zich in de steek gelaten en mislukt.
​
Werk van Caesar Gezelle: Hij publiceerde enkele dichtbundels: Verzen (1902), Leyelied (1903), Primula veris (1903), Leliën en dalen (1909). Prozawerk: Uit het leven van de dieren (1908), De dood van Yper (1916), Vlaamse verhalen(1923), Yper oud en nieuw (1931). Over Guido Gezelle schreef hij o.m; in volgende titels: Kerkhofblommen van Guido Gezelle (begeleidende schooluitgave, 1906), Guido Gezelle (1918), Uit ‘t land en ’t leven van Guido Gezelle (1927). Caesar Gezelle was medewerker aan verschillende tijdschriften en kranten, o.a. aan: Biekorf, Dietsche Warande en Belfort, De Nieuwe Tijd, De Vlaamsche Vlagge, Ons Volk Ontwaakt, enz.